Inhoudsopgave
Wat kun je later worden met sportwetenschappen?
Na de derde graad heb je vele mogelijkheden om verder te studeren in het hoger onderwijs (professionele en academische bachelor en master), vooral in de gebieden wetenschappen en sport (L.O. en bewegingswetenschappen, kinesitherapie, biologie, chemie, …).
Wat kun je worden met Lo en sport?
Wat na het secundair onderwijs? Qua bacheloropleidingen keuze te over: Bachelor Sport en Beweging, Bachelor Toegepaste Gezondheidswetenschappen of Biomedische Laboratoriumtechnologie of een onderwijsopleiding Lichamelijke Opvoeding, het kan allemaal. Ook een Bachelor Verpleegkunde kan perfect.
Wat houd Sport Wetenschappen in?
De sportwetenschappen is een verzamelnaam voor diverse wetenschappelijke studierichtingen die zich richten op onderzoek naar verschillende aspecten van sport. Voorbeelden van deelgebieden die in de sportwetenschappen bestudeerd worden zijn: Sport en ergonomie. Sport en blessure-onderzoek.
Wat kan je worden met TSO?
Wie de opleiding handel volgde, komt vaak terecht in commerciële en administratieve functies zoals administratief bediende, management assistant of bankbediende. Ook een job als leerkracht en verkoper behoort tot de mogelijkheden.
Wat kan ik doen met een diploma Humane wetenschappen?
Voor de hand liggende keuzes zijn: toegepaste psychologie, sociaal werk, communicatiemanagement, ergotherapie, gezinswetenschappen, onderwijs, journalistiek, logopedie, orthopedagogie, pedagogiek van het jonge kind, verpleegkunde, vroedkunde, …
Wat kun je doen met Humane wetenschappen?
Denk maar aan een job in de gezondheidszorg, gehandicaptenzorg of jeugdzorg. Ook de iets wetenschappelijkere beroepen zoals kinesitherapeut, ergotherapeut of logopedist zijn niet uitgesloten. Je kan ook nog aan de slag in de mediasector, in het onderwijs of misschien zelfs bij de politie.
Wat is het verschil tussen de A stroom en de B stroom?
De A-stroom is dus bedoeld als een grote gemeenschappelijke brede eerste graad, de b-stroom voor een kleine groep leerlingen met specifieke noden (bijvoorbeeld niet geslaagd in het lager onderwijs).