Welke receptoren werken op de insulinereceptor?

Welke receptoren werken op de insulinereceptor?

Deze receptoren liggen vaak in de celkern, en de respons treedt over het algemeen traag in. De schildklier- en steroïdhormonen werken op dergelijke receptoren. Enzymgebonden receptoren: de insulinereceptor is bijvoorbeeld direct gebonden aan het enzym tyrosinekinase, waardoor deze pas werkt als er insuline op de receptor aanwezig is.

Wat gebeurt er na binding met een receptor?

Na binding met een receptor kunnen er twee dingen gebeuren: de receptor wordt geactiveerd. Na activatie van de receptor door een farmacon ontstaat er dezelfde fysiologische respons die ook zou optreden na binding met de bijbehorende endogene stof. Alleen kan de aard, zoals intensiteit en duur, van de respons afwijkend zijn.

Wat is een receptor of weefselelement?

Receptor is een cel of weefselelement dat gevoelig is voor prikkels. De meeste receptoren zijn speciale cellen met een gewijzigde bouw, die onderdeel uitmaken van de zintuigen. Ook zijn er de zgn. vrije zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor allerlei prikkels zonder dergelijke speciale cellen te bezitten.

Hoe wordt insuline gemaakt?

Insuline wordt gemaakt door de bètacellen van de alvleesklier, in de eilandjes van Langerhans (vandaar de naam, afgeleid van het Latijnse insula, eiland) en via het bloed vervoerd.

Hoe regelt insuline de bloedsuikerspiegel?

Het regelt samen met onder meer glucagon en adrenaline de bloedsuikerspiegel. Insuline heeft een antagonistische (tegengestelde) werking ten opzichte van glucagon, adrenaline, cortisol en andere glucosespiegel/bloedsuikerspiegel verhogende hormonen.

Wat vormen eiwitten en proteïnen?

Eiwitten of proteïnen vormen een grote klasse van biologische moleculen, die bestaan uit polymere ketens van aminozuren. De aminozuren in deze ketens zijn verbonden door peptidebindingen. Polypeptiden bestaan uit een lange keten van aminozuren die met elkaar verbonden zijn.

Wat is de structuur van proteïne?

Deze structuurelementen worden vooral gestabiliseerd door middel van waterstofbruggen tussen de ruggengraat van de proteïne. Tertiaire structuur: de vouwing van het eiwit als geheel. Stabilisatie treedt op door aantrekkingskrachten tussen verschillende delen van de eiwitketen, zoals hydrofobe interacties, ion-interacties en zwavelbruggen.