Waar ruiken slangen mee?

Waar ruiken slangen mee?

Het reukorgaan is het belangrijkste zintuig voor de slang. Hoewel slangen wel ademen door hun neusgaten, ruiken ze er niet mee. Slangen gebruiken namelijk hun tong om geurdeeltjes op te vangen! Als een slang z’n tong uitsteekt, blijven er geurdeeltjes aan plakken.

Welke kleuren ziet een slang?

Anders dan bij ons, zien ze geen mengkleuren. Groefkopslangen (zoals ratelslangen) kunnen infrarood of warmte ‘zien’. Zo kunnen ze zelfs in het pikdonker nog prooien detecteren.

Hoe proeven slangen?

Ze horen geen geluiden, omdat ze geen oren hebben, maar ze voelen wél de trillingen aan de grond. Met hun gespleten tong kunnen slangen wel zeer goed ruiken en proeven. Daarom steekt een slang de tong steeds opnieuw uit de bek. Zo maken slangen een soort geurfoto van de omgeving.

Waar komen de slangen voor?

Slangen komen vrijwel wereldwijd voor en de verschillende soorten leven in uiteenlopende habitats. Omdat ze koudbloedig zijn, leven de meeste soorten in warmere streken. Een aantal soorten is aangepast aan het leven in extreem droge omgevingen, zoals woestijnen.

Hoe vaak worden slangen gehouden?

Per slang worden gemiddeld tien muizen gehouden, dat wil zeggen om te kweken en te voeren. Hoe meer slangen men heeft, hoe lager dit gemiddelde aantal zal worden. Wie geen voedseldieren wil geven, kiest slangen die bijvoorbeeld vis eten.

Wat zijn de oorbotjes van slangen?

Slangen bezitten wel het oorbotje columella auris, maar hebben geen middenoor en ook een trommelvlies ontbreekt. Ze kunnen daarom geen geluiden met een hoge frequentie horen, maar wel geluiden met een lage frequentie waarnemen. Slangen zijn gevoelig voor trillingen, omdat de qua oppervlak relatief grote buikzijde permanent contact maakt met de

Hoe verkleinen slangen de prooi?

Slangen verkleinen de prooi niet door te kauwen maar slikken deze in één keer door. Slangen eten meestal behaarde, gevederde of geschubde prooien, en de spijsvertering is goed ontwikkeld om de prooi volledig te verteren. Een slang gebruikt bij de ademhaling maar één ontwikkelde long – dit is altijd de rechterlong.