Wat valt onder vitale functies?
Onder vitale functies verstaan we de belangrijkste lichaamsfuncties, functies die nodig zijn om een lichaam in leven te houden. Denk daarbij aan ademhaling, circulatie (hartslag), bewustzijn en lichaamstemperatuur.
Welke 3 organen vitale functies?
Het kan echt gevaarlijk zijn als je er niet snel bij bent op het moment dat iemand in ‘shock’ is, dit omdat de vitale organen (hart, longen en hersenen) op een gegeven moment ook niet meer van bloed worden voorzien waardoor het slachtoffer kan komen te overlijden.
Welke lichaamsfuncties zijn er?
De belangrijkste vitale functies die we onderscheiden zijn:
- (De luchtweg) (Airway)
- De ademhaling (Breathing)
- De circulatie (Circulation)
- Het bewustzijn (Disability)
- (De lichaamstemperatuur) (Exposure)
Wat zijn de normaalwaarden van vitale functies?
Voor een volwassene is 12-16 ademhalingen per minuut een normale waarde….Ademfrequentie
- Een normale ademhaling wordt normopneu genoemd.
- Een te snelle ademhaling (>20x per minuut) wordt tachypneu genoemd.
- Een te langzame ademhaling (<8x per minuut) wordt bradypneu genoemd.
- Apneu is de afwezigheid van ademhaling.
Waarom moet je vitale functies meten?
Doorgaans meten verpleegkundigen handmatig drie maal per dag 5 vitale functies bij alle opgenomen patiënten. Hiermee wordt vastgesteld dat er een stabiele situatie is bij de patiënt, of gesignaleerd dat er een achteruitgang is opgetreden, waarvoor een behandeling moet worden gestart.
Welke vitale functies worden bij een slachtoffer dat in shock is bedreigd?
Het hart pompt het bloed sneller rond, de ademhaling versnelt en de minder belangrijke organen zoals de huid krijgen minder bloed. Het lichaam reageert op het probleem en het slachtoffer wordt rusteloos en angstig. Ademhaling: De ademhaling is versneld en kan oppervlakkig of luidruchtig zijn.
In de Eerste Hulp wordt meestal gesproken van drie vitale functies, namelijk het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop oftewel circulatie. Een stoornis in een van deze drie vitale functies, zal al snel leiden tot stoornissen in andere vitale functies.
Hoe rapporteer je de vitale functies?
Met het meten van de bloeddruk krijg je, net als bij het opnemen van de temperatuur en het observeren van hartslag en ademhaling, een indruk van de vitale functies van de zorgvrager. Met andere woorden: je verzamelt gegevens gericht op de vitale functies.