Waarom Rijksdagbrand?

Waarom Rijksdagbrand?

Aanleiding. Op 30 januari 1933 was Hitler in Duitsland aan de macht gekomen. Zijn NSDAP was een fel tegenstander van het communisme, en de communistische partijen hadden hier altijd fel op gereageerd. In de Rijksdag en dagbladen was de strijd met woorden uitgevochten, en op straat ook regelmatig met vuisten.

Wie kreeg de schuld van de Rijksdagbrand?

Hitler legde de schuld van de brand bij de communisten en zette de gebeurtenis in als propagandamiddel voor zijn eigen partij. De Duitse bevolking slikte de beschuldiging als zoete koek en bij de verkiezingen in maart 1933 behaalde de NSDAP een klinkende overwinning.

Wat was het motief van Marinus van der Lubbe?

Van der Lubbe was in Berlijn om de communisten in Duitsland te ondersteunen. Hij had al eerder een keer geroepen dat hij een linkse daad wilde stellen tegen het opkomend nazisme. Archieffoto van Van der Lubbe in 1933. De nazi’s gaven de communisten de schuld van de brand.

Wie stak in 1933 de Rijksdag in brand?

Niet de communist Marinus van der Lubbe heeft in 1933 de Rijksdag in Berlijn in brand gestoken, zo blijkt uit een teruggevonden document in de archieven van Hannover. De nazi’s zouden de Nederlander moedwillig hebben laten opdraaien voor de brandstichting.

Wat is Nazificeren?

Nazificatie is het proces in Duitsland en in de door Duitsland bezette gebieden van het vervangen van de leiding van organisaties door nationaalsocialisten en het besturen en inrichten van organisaties volgens nationaalsocialistische principes, waardoor deze organisaties zelf ook nationaalsocialistisch worden.

Wat is de Rijksdag in Berlijn?

Het Rijksdaggebouw (Duits: Reichstagsgebäude), is het Duitse parlementsgebouw in de hoofdstad Berlijn aan het Plein van de Republiek (Platz der Republik). Het huidige gebouw dateert van 1894. Tot 1933 zetelde hier de Rijksdag, een voorganger van het huidige parlement, de Bondsdag.

Wat zijn de kenmerken van nationaal-socialisme?

Net als het fascisme is het nationaal-socialisme een antileer. Het vriend-vijand-denken was een belangrijk kenmerk. Fascisten en nationaal-socialisten benadrukten het belang van het collectief, van de natie en vooral van de volksgemeenschap. Beide verheerlijkten ze viriliteit en absoluut leiderschap.