Hoe groot is de kans op een type 1 fout?

Hoe groot is de kans op een type 1 fout?

De kans op een type-I-fout (α) wordt door de onderzoeker gekozen. Meestal hanteert men een α = 0,05; met andere woorden men accepteert 5% kans dat men een gevonden verschil onterecht ‘significant’ noemt. De type-I-fout hangt dus samen met het gekozen significantieniveau (p-waarde).

Hoe bereken je de kans op een type 2 fout?

Bij deze specifieke toets is de effectgrootte vrij makkelijk te berekenen: het is het verschil tussen de nulhypothese en de alternatieve hypothese, gedeeld door de standaarddeviatie.

Wat is de P waarde?

Strikt genomen is de p-waarde een maat voor de kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen (en het gevonden verschil tussen onderzoeksgroepen dus in werkelijkheid op toeval berust). Praktisch gezien is de p-waarde een waarde tussen 0 en 1, die wordt bepaald door middel van een statistische toets.

Hoe wordt een type 1 fout ook wel genoemd?

Een fout van de eerste soort, ook fout van type I of type I fout geheten, is de verkeerde beslissing die genomen wordt als een toets een nulhypothese onterecht verwerpt. Een fout van de eerste soort kan vergeleken worden met een fout-positief in andere testsituaties.

Hoe bereken je type 1 fout?

Type 1 fout betreft de kans op het ten onrechte verwerpen van H0 dus onder aanname van p=0,50. Je doet 20 experimenten. Die eenzijdige toets is wat vreemd omdat je nulhypothese dan eigenlijk p 0,50 zou moeten zijn. Het kritiek gebied bestaat nu uit die waarden uiterst rechts waarvan de kans net onder de 0,05 blijft.

Wat zegt een effect size?

De effectgrootte (effect size) laat zien hoe betekenisvol de relatie tussen variabelen of het verschil tussen groepen is. Het zegt iets over de praktische relevantie (ook wel praktische significantie genoemd) van een onderzoeksresultaat.

Wat is een hoge P-waarde?

De p-waarde is gedefinieerd als de kans dat in de verdeling die volgt uit de nulhypothese, de waarde van de steekproefuitkomst wordt behaald of overschreden. Als deze kans klein genoeg is (kleiner dan het significantieniveau), is de uitkomst extreem en kun je de nulhypothese verwerpen.