Hoe maak je de plus-que-parfait?

Hoe maak je de plus-que-parfait?

De plus-que-parfait is een samengestelde tijd. Deze wordt gevormd met een hulpwerkwoord (de onvoltooid verleden tijd van être of avoir) plus het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Victor n’avait pas dormi. dormir, plus-que-parfait Victor had niet geslapen.

Wat is het verschil tussen passé composé en plus-que-parfait?

De plus-que-parfait is de voltooid verleden tijd in het Frans. Net als de passé composé, is de plus-que-parfait een samengestelde tijd. Het wordt gevormd door middel van het hulpwerkwoord ‘avoir’ of ‘être’. De plus-que-parfait geeft aan dat de handeling zich afspeelt voor de passé composé, imparfait of passé simple.

Hoe maak je de imparfait in het Frans?

De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.

Hoe maak je de passé composé?

Je hebt een hulpwerkwoord nodig (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord (avoir/être) is altijd vervoegd. Dus de passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord. Je maakt het voltooid deelwoord door er van het hele werkwoord af te halen en dan een é achter de stam te plakken.

Hoe weet je of je imparfait of passé composé moet gebruiken?

Deze gewone verleden tijd, l’IMPARFAIT, heeft dus een onbepaalde duur, is een toestand. Maar bij het vertellen van de echte gebeurtenis in het Frans moet je het voltooid deelwoord gebruiken, le passé composé.

Wat is le passé composé?

Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”.