Wat is een nevengeschikte zin?

Wat is een nevengeschikte zin?

Bij nevenschikking heb je te maken met twee of meer hoofdzinnen, zoals de zinnen 1 en 2 hierboven. Deze hoofdzinnen worden vaak verbonden door een nevenschikkend voegwoord als en, of, maar en want. Nevengeschikte zinnen kunnen een aaneenschakelend, een tegenstellend of een oorzakelijk verband hebben.

Wat voor Woordsoort is dus?

Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm. Bij het voegwoord is er geen inversie. Dat grammaticale verschil houdt geen verschil in betekenis in.

Is hoewel een voegwoord?

Hoewel is een voegwoord: een woord dat zinsdelen met elkaar verbindt. Ondanks is een voorzetsel, net als bijvoorbeeld bij, in, naar, met, tegen of dankzij.

Wat is nevenschikkend voegwoord?

Een nevenschikkend voegwoord verbindt twee zinnen of deelzinnen die even belangrijk zijn. Ze zijn gelijkwaardig en staan als het ware naast elkaar. Een nevenschikkend voegwoord staat altijd tussen de deelzinnen in, nooit aan het begin.

Wat zijn nevengeschikte zinnen?

Nevengeschikte zinnen kunnen een aaneenschakelend, een tegenstellend of een oorzakelijk verband hebben. Vaak wordt (zoals ook in zinnen 1 en 2) het onderwerp in een of meer van de deelzinnen samengetrokken.

Wat zijn nevenschikking en onderschikking?

Nevenschikking en onderschikking zijn termen die gebruikt worden om de relatie tussen delen van samengestelde zinnen te beschrijven. Er bestaan enkelvoudige en samengestelde zinnen. Een enkelvoudige zin bestaat uit slechts één hoofdzin, en heeft maar één persoonsvorm: ‘Lisa kijkt naar het journaal.’

Wat is een onderschikkend voegwoord?

Een onderschikkend voegwoord verbindt een bijzin aan een hoofdzin, of, anders gezegd, een deelzin aan een grotere overkoepelende zin. In de overkoepelende zin heeft de ondergeschikte zin dan meestal de functie van een bijwoord, en kan daardoor ook aan het begin van de zin staan. Een voorbeeld in het Nederlands dat het verschil laat zien is: