Inhoudsopgave
Wat is een heilshistorische lijn?
De heilshistorie is een eenheid De Bijbel verhaalt geen geschiedenissen, maar beschrijft de éne, voortgaande geschiedenis van het heil. Volgens Schilder is deze eenheid gegrond in de éne, eeuwige raad van God.
Wat is de betekenis van heil?
heil – Zelfstandignaamwoord 1. welzijn, voorspoed, redding, verlossing ♢ Veel heil en zegen! (nieuwjaarswens) 2. voordeel.
Wat betekent geen heil in zien?
Ergens geen been in zien betekent ‘geen bezwaar maken’, ‘geen probleem zien’, ‘er niet voor terugschrikken’. Wie dus zegt: ‘Ik zie er geen been in nog een uur door te fietsen’, bedoelt dat hij er niet voor terugschrikt nog een uur te fietsen – het is dus iets wat hij wél ziet zitten.
Wat betekent veel heil en zegen?
Met iemand de zegen toewensen, wens je iemand het goede toe. Dat gaat verder dan voorspoed in materiële zin. Het heeft in ieder geval te maken met de erkenning dat niet alles afhankelijk is van je eigen inspanningen en dat niet alles maakbaar is. Zegen is ‘het goede’ zeggen over iemand.
Wat betekent het kind van de rekening zijn?
het gelag moeten betalen; alleen de nadelen van iets ondervinden; het moeten ontgelden.
Wat betekent een kind kan de was doen?
(1894) (inf.) destijds werd de Hollandsche waschmachine aangeprezen omdat die `zoo licht werkt dat een kind haar in beweging kan brengen’. Vandaar dat de uitdrukking nu gebruikt wordt m.b.t. een eenvoudig werk; iets dat zo gemakkelijk gaat dat zelfs een kind het kan doen.
Waar komt kind van de rekening vandaan?
De uitdrukking het kind van de rekening zijn [de dupe zijn] heeft vermoedelijk later de toevoeging van de rekening gekregen. In de 17e eeuw kwam namelijk voor het kind zijn [er lelijk aan toe zijn] en iemand voor het kind houden [iem. voor de mal houden].
Wat betekent een kind van de rekening?
het gelag moeten betalen; alleen de nadelen van iets ondervinden; het moeten ontgelden. In de 17de eeuw komt voor het kind zijn in de zin van „niet meetellen” en vand.
Waar komt het woord kind vandaan?
kind * [jong mens, zoon of dochter] {oudnederlands, middelnederlands kint 901-1000} oudsaksisch, oudhoogduits, oudfries kind (o.)