Welke cooperatieve werkvormen zijn er?

Welke coöperatieve werkvormen zijn er?

Coöperatieve werkvormen

  • Denken – Delen – Uitwisselen. De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag.
  • Flitsen. De leerkracht leert de kinderen een bepaalde vaardigheid, bijvoorbeeld de tafel van 6.
  • Om-de-beurt. De kinderen zitten in tweetallen.
  • Dobbelen.
  • Duo’s.
  • Imiteer.
  • Interviews.
  • Woordenweb.

Welke werkvormen zijn er in het onderwijs?

Er zijn vijf verschillende soorten didactische werkvormen.

  • Instructievorm. Deze vorm bestaat uit een leerkracht die voor de klas staat en leerlingen die luisteren en vragen stellen.
  • Interactievorm.
  • Opdrachtvorm.
  • Samenwerkingsvorm.
  • Spelvorm.
  • Instructievorm.
  • Opdrachtvorm.
  • Samenwerkingsvorm.

Wat is placemat methode?

De placemat-methode is een manier waarbij kinderen leren door samen te werken. Bij deze werkvorm werkt elke leerling eerst individueel aan een opdracht. In een tweede fase is er een overlegmoment tussen de verschillende groepsleden. Dit overlegmoment moet leiden tot een gemeenschappelijk antwoord.

Welke werkvormen zet je in in de klas?

Didactische werkvormen zijn in te delen in verschillende groepen, zoals:

  • Instructievormen.
  • Interactievormen.
  • Discussievormen.
  • Opdrachtvormen.
  • Samenwerkingsvormen.
  • Schrijfopdrachten.
  • Spelvormen.

Waarom is samenwerkend leren belangrijk?

Het stimuleert de betrokkenheid en een actieve deelname van de leerlingen. Er is veel variatie in werkvormen. De leerlingen leren veel van en met elkaar. Coöperatief leren bevordert ook de sociale vaardigheden en draagt daardoor bij aan een verbeterde sfeer in de groep.

Waarom een placemat?

Placemats worden gebruikt om het tafelblad niet te verontreinigen of te beschadigen. Moderne placemats zijn vaak decoratief vormgegeven, sommige met een opdruk van een populaire afbeelding. In enkele restaurants fungeren placemats tevens als menukaart.

Hoe werkt wandel en wissel?

De leerlingen zoeken steeds een andere leerling om hun kaartje aan voor te lezen. Eerst leest de een het kaartje voor, daarna de ander. Na het voorlezen wisselen de leerlingen van kaartje en kunnen ze op zoek gaan naar een andere leerling.