Hoe maak je de present continuous ontkennend?

Hoe maak je de present continuous ontkennend?

Let op: alternatieve negatieve samentrekkingen: I’m not going, you’re not going, he’s not going etc….Voorbeelden: TO GO, present continuous.

Bevestigend Ontkennend Vragend
We are going We aren’t going Are we going?
You are going You aren’t going Are you going?
They are going They aren’t going Are they going?

Hoe maak je de Present Simple ontkennend?

Aantekeningen bij de simple present, derde persoon enkelvoud he wants, she needs, he gives, she thinks. Ontkennende en vragende vormen gebruiken DOES (= de derde persoon van het hulpwerkwoord ‘DO’) + de infinitief van het werkwoord. He wants ice cream.

Wat is ontkennen?

ontkennen – regelmatig werkwoord uitspraak: ont-ken-nen 1. zeggen dat het niet zo is ♢ hij ontkende dat hij het gedaan had 1. een ontkennend antwoord [nee] 2.

Hoe maak je een Vraagzin met de present continuous?

Je maakt van het werkwoord de vorm op ‘-ing’. Je gebruikt ook altijd het werkwoord ’to be’….Present continuous.

Vraagzin Ontkenning
I am cooking. Am I cooking? I am not cooking.
You are cooking. Are you cooking? You are not cooking.
He is cooking. Is he cooking? He is not cooking.
We are cooking. Are we cooking? We are not cooking.

Welke signaalwoorden horen bij de present continuous?

Je gebruikt de present continuous als iets NU aan de gang is. Signaalwoorden voor de present continuous zijn: right now, at the moment en now, etc. Als een zin begint met: ”Look!” of ”Listen!” … dan moet je ZEKER WETEN de present continuous toepassen.

Hoe maak je een Vraagzin in de Present Simple?

In de simple present begint een vraag vaak met do of does. Na do of does volgt altijd het hele werkwoord….

  1. Are you coming tomorrow? Kom je morgen?
  2. Have you ever been to Ibiza?
  3. Shall I have a look?
  4. Can I stay at your place tonight?
  5. May I bring my cats?

Hoe maak je een ontkennende zin in de past simple?

Om een ontkenning te maken in de past simple heb je weer het hulpwerkwoord ‘did’ nodig, je zet namelijk altijd did not of de afkorting didn’t voor het hele werkwoord zonder -ed. I did not / didn’t watch tv last night. You did not / didn’t watch tv last night. She did not / didn’t watch tv last night.