Inhoudsopgave
Is hoeven correct Nederlands?
Hoeven ligt tussen moeten en mogen in. Alleen is het vaak zo dat mensen kritiek hebben op het gebruik van het werkwoord hoeven omdat het niet correct Nederlands betreft. Desondanks is het een heel nuttig werkwoord en kan ik niet zo gauw een vergelijkbaar werkwoord bedenken.
Is het hoef niet of hoeft niet?
Antwoord. Over het algemeen geeft niet hoeven aan dat iets niet noodzakelijk of wenselijk is en geeft niet moeten aan dat het noodzakelijk of wenselijk is dat iets niet gebeurt of het geval is. In België wordt niet moeten ook in de eerste betekenis gebruikt.
Zal ik of zou ik?
Meestal gaat het om je zult/zal of het/er zal, vaak in combinatie met maar. (1a) Het zal je kind maar wezen. (3a) Je zult maar net op die brug gereden hebben! In Nederland wordt in zulke zinnen in plaats van zal ook weleens zou gebruikt, maar een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers keurt dat gebruik af.
Is het hoeft of hoefd?
hoeven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hoeven | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | |
tegenwoordig (o.t.t.) | hoef | hoeft |
verleden (o.v.t.) | hoefde | hoefde |
toekomend (o.t.t.t.) | zal hoeven | zult/zal hoeven |
Is het hoefen of hoeven?
Uitspraak: [ˈhuvə(n)] Vervoegingen: hoefde (verl. tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehoeven (volt. deelw.)
Is het Hoef of hoeft?
hoeven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hoeven | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | hoef | hoeft |
verleden (o.v.t.) | hoefde | hoefde |
toekomend (o.t.t.t.) | zal hoeven | zult/zal hoeven |
Wat betekent Hoeven?
hoeven – onregelmatig werkwoord uitspraak: hoe-ven 1. nodig zijn ♢ je hoeft hem nooit te helpen 1. je hoeft niet zo raar te doen [het is niet netjes dat je zo raar doet] …
Zal of zou zijn?
zullen/vervoeging
vervoeging van het werkwoord zullen | ||
---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
ik | zal | zouden |
jij, je | zult, zal | zouden |
u | zult, zal | zou, zoudt |
Zal hebben of zou hebben?
hebben/vervoeging
vervoeging van het werkwoord hebben | ||
---|---|---|
tegenwoordige tijd | toekomende tijd | |
u | hebt heeft | zal, zult hebben |
gij, ge | hebt | zult hebben |
hij, zij, het | heeft | zullen hebben |